Marion Askjaer Nielsen is geboren op 23 oktober 1943 te Strib (Denemarken). Zij ontvangt het diploma Gymnasium in 1961. Als schoolmeisje volgt zij een kursus pottenbakken. Sinds 1964 is zij door het huwelijk met de heer B.J. Veld woonachtig in Nederland, aanvankelijk in Groningen. Maar met een feministische instelling kiest zij voor haar moeders naam Askjaer en dan die van haar bruidegom, maar zonder samensmedend koppelteken. In 1966 ontvangt zij het diploma van de kweekschool in Groningen. Zij werkt dan tevens bij een pottenbakker. In 1968 verhuist zij met man en zoon naar Arnhem. Hier volgt zij een kadertraining voor kreativiteitsontwikkeling bij 'De Werkschuit' (nu: 'Mariënburg) te Arnhem waar zij in 1969 ook les geeft. Zij studeert Nederlands in Tilburg en is werkzaam in het middelbaar onderwijs. In 1970 is de geboorte van een dochter. Daarnaast doet zij een studie kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Utrecht. Hier promoveert zij op het beeldhouwwerk van Oscar Jespers in 1974. Als keramiste is Marion verder autodidacte. In 1971 kiest zij definitief voor keramiek en begint zij met het maken van keramische plastieken, waaronder veel gezichten. In 1972 heeft zij haar eerste tentoonstelling. Haar man is bioloog en samen hebben zij een huis vol met terraria. Marion is ook dichter.
Afbeeldingen: Marion Askjaer Veld, vroeg portret, circa 1971 (bron Galerie Lieve Hemel); portret van Marion Askjaer Veld, ca. 2007 (bron Dehullu, Gees); Portret van Marion Askjaer Veld (bron Ons Erfdeel, jrg 21, 1978); Keramisch plastiek 'Vrouw met reuzepad op schouder', 1973 (collectie Museum Arnhem); twee koppen uit 2004 tot 2006.
Werk:
Werk In de plastieken van de keramiste worden menselijke, vaak specifiek vrouwelijke gevoelens, in het bijzonder met dieren, verbondenheid en tederheid van mensen ten opzichte van elkaar. Het is een mythische wereld, vaak sterk symbolisch. Tot 1977 beeldt zij vooral menselijke figuren uit, meestal dus vrouwen in combinatie met padden, hagedissen, leguanen. Na 1977 komt de nadruk te liggen op relatievormen tussen mensen onderling. In de jaren tachtig komt het dier terug in de compositie. Vanaf 1985 maakt zij haar hoofden met aziatische trekken in keramiek veelal op ware grootte. Het liefst werkt zij aan deze beelden elke dag gelijk een meditatieve oefening.De hoofden zijn holle open vormen die uit verschillende kleisoorten zijn opgebouwd. De “huid” is door de bewerking gebarsten, gesinterd, gecraquelleerd, bekrast, ingeprikt, gekerfd, enz. Gedeeltelijk worden de beelden ook voorzien van glazuur.Vooral met strijklicht krijgt de textuur haar volle recht. Er spreekt een grote mate van affectie uit die de maakster met haar beelden heeft. De werken komen verstild over. Ze hebben een grote innerlijke kracht door hun delicate gelaatstrekken. Ze zijn ingetogen maar ook sensueel, kwetsbaar maar ook sterk van uitdrukking. Het lijken introverte Boeddhabeelden. Techniek Het werk wordt geboetseerd uit aardewerkklei, gedeeltelijk van engobes en glazuur voorzien en gebakken in een electrische oven tot 1020 tot 1080 graden celsius.
Bibliografie:
Spruit-Ledeboer, Mieke G., Nederlandse Keramiek 1900-1975, Assen 1977.
Boyens, José, Mij lichaam een woning, Keramische beelden van Marion Askaer Veld, in: Ons Erfdeel, jrg. 21. 1978.
Spruit-Ledeboer, Mieke G., Nederlandse Keramiek 1975-1985, Amsterdam 1985.
Marion Askjaer Nielsen is geboren op 23 oktober 1943 te Strib (Denemarken). Zij ontvangt het diploma Gymnasium in 1961. Als schoolmeisje volgt zij een kursus pottenbakken. Sinds 1964 is zij door het huwelijk met de heer B.J. Veld woonachtig in Nederland, aanvankelijk in Groningen. Maar met een feministische instelling kiest zij voor haar moeders naam Askjaer en dan die van haar bruidegom, maar zonder samensmedend koppelteken. In 1966 ontvangt zij het diploma van de kweekschool in Groningen. Zij werkt dan tevens bij een pottenbakker. In 1968 verhuist zij met man en zoon naar Arnhem. Hier volgt zij een kadertraining voor kreativiteitsontwikkeling bij 'De Werkschuit' (nu: 'Mariënburg) te Arnhem waar zij in 1969 ook les geeft. Zij studeert Nederlands in Tilburg en is werkzaam in het middelbaar onderwijs. In 1970 is de geboorte van een dochter. Daarnaast doet zij een studie kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Utrecht. Hier promoveert zij op het beeldhouwwerk van Oscar Jespers in 1974. Als keramiste is Marion verder autodidacte. In 1971 kiest zij definitief voor keramiek en begint zij met het maken van keramische plastieken, waaronder veel gezichten. In 1972 heeft zij haar eerste tentoonstelling. Haar man is bioloog en samen hebben zij een huis vol met terraria. Marion is ook dichter.
Afbeeldingen: Marion Askjaer Veld, vroeg portret, circa 1971 (bron Galerie Lieve Hemel); portret van Marion Askjaer Veld, ca. 2007 (bron Dehullu, Gees); Portret van Marion Askjaer Veld (bron Ons Erfdeel, jrg 21, 1978); Keramisch plastiek 'Vrouw met reuzepad op schouder', 1973 (collectie Museum Arnhem); twee koppen uit 2004 tot 2006.
Werk In de plastieken van de keramiste worden menselijke, vaak specifiek vrouwelijke gevoelens, in het bijzonder met dieren, verbondenheid en tederheid van mensen ten opzichte van elkaar. Het is een mythische wereld, vaak sterk symbolisch. Tot 1977 beeldt zij vooral menselijke figuren uit, meestal dus vrouwen in combinatie met padden, hagedissen, leguanen. Na 1977 komt de nadruk te liggen op relatievormen tussen mensen onderling. In de jaren tachtig komt het dier terug in de compositie. Vanaf 1985 maakt zij haar hoofden met aziatische trekken in keramiek veelal op ware grootte. Het liefst werkt zij aan deze beelden elke dag gelijk een meditatieve oefening.De hoofden zijn holle open vormen die uit verschillende kleisoorten zijn opgebouwd. De “huid” is door de bewerking gebarsten, gesinterd, gecraquelleerd, bekrast, ingeprikt, gekerfd, enz. Gedeeltelijk worden de beelden ook voorzien van glazuur.Vooral met strijklicht krijgt de textuur haar volle recht. Er spreekt een grote mate van affectie uit die de maakster met haar beelden heeft. De werken komen verstild over. Ze hebben een grote innerlijke kracht door hun delicate gelaatstrekken. Ze zijn ingetogen maar ook sensueel, kwetsbaar maar ook sterk van uitdrukking. Het lijken introverte Boeddhabeelden. Techniek Het werk wordt geboetseerd uit aardewerkklei, gedeeltelijk van engobes en glazuur voorzien en gebakken in een electrische oven tot 1020 tot 1080 graden celsius.